1. Home>
  2. Nieuws & inspiratie>
  3. Mobiliteit>
carcar

Cash for car: de regeling onder de loep

Het cash for car-systeem waarmee werknemers hun salariswagen kunnen inruilen voor meer loon, moet worden afgeschaft. Dat heeft het Grondwettelijk Hof beslist. De regeling zorgt voor een ongelijke behandeling tussen werknemers, oordeelt het Hof.

 

Wat betekent dat voor jou en je medewerkers? De werknemer kan nog uiterlijk tot en met 31 december 2020 genieten van de mobiliteitsvergoeding en het bijbehorend gunstig sociaal en fiscaal statuut. Vanaf 1 januari 2021 valt definitief het doek over dit systeem. Tenzij de wetgever nog een initiatief neemt om aan de fundamentele bezwaren tegemoet te komen.

 

Wie nu nieuw wil instappen, kan dat nog op basis van dit arrest. We raden dit echter af. Werkgever en werknemer kiezen beter voor een alternatieve oplossing, zoals het mobiliteitsbudget.

    Sinds 2018 kunnen werknemers hun salariswagen inruilen voor een mobiliteitsvergoeding – ook wel bekend als de cash for car-regeling. Op 1 maart 2019 werden de regels daarrond soepeler. Maar wat houdt het systeem nu precies in? En welke vergoeding staat er concreet tegenover de salariswagen?

    De filedruk nam in 2018 nog maar eens toe. Vooral tijdens de daluren (10 - 15 uur) staan we langer aan te schuiven. In totaal stonden we maar liefst 1588 uur of 66 volle dagen in files van meer dan 100 kilometer. Dat blijkt uit cijfers van VRT NWS en Touring Mobilis.

    Om meer wagens uit het verkeer te halen en zo het mobiliteitskluwen mee te ontwarren, bedacht de overheid de mobiliteitsvergoeding. Concreet kunnen werknemers ervoor kiezen de salariswagen die ze ter beschikking hebben of waarvoor ze in aanmerking komen, in te ruilen voor een som geld die ze dan vrij kunnen spenderen. De regeling werd al meermaals aangepast. Hoog tijd dus om de spelregels nog eens op een rij te zetten: 

    1. Keuzevrijheid staat centraal

    Aan de basis ligt een dubbele keuzevrijheid.

    Als werkgever beslis je of je je werknemers de mogelijkheid geeft om hun auto in te ruilen voor cash. Je kunt daar ook eigen regels aan koppelen, zoals wie je die mogelijkheid biedt, welke wagens je wanneer laat inleveren enzovoort. Die voorwaarden moet je wel uiterlijk bij de start van het systeem kenbaar maken aan alle werknemers.

    Werknemers hebben op hun beurt de vrijheid om al dan niet op dat voorstel in te gaan.

    2. Voor wie?

    Enkel als je al minstens 3 jaar bedrijfswagens aanbiedt, kun je de regeling invoeren. Op die regel is er 1 uitzondering: als je je onderneming minder dan 3 jaar terug oprichtte maar wel al minstens 12 maanden bedrijfswagens in je loonpakketten opneemt, kun je het systeem toch al toepassen.

    Of je werknemer ook recht heeft op zo’n mobiliteitsvergoeding, hangt ervan af of hij al voldoende lang over een bedrijfswagen beschikt of ervoor in aanmerking komt. Je medewerker moet immers:

    • op het moment van de aanvraag minstens 3 maanden ononderbroken beschikken over of recht hebben op een bedrijfswagen EN
    • ten minste 12 maanden een bedrijfswagen hebben of ervoor in aanmerking gekomen zijn in een periode van 36 maanden voorafgaand aan de aanvraag.

    Deze minimumtermijnen gelden nooit bij aanwerving en evenmin bij een promotie of functiewijziging vóór 1 maart 2019.

    Wie vanaf die datum door promotie/functiewijziging recht krijgt op een bedrijfswagen, zal deze minimumtermijnen wél moeten uitzitten.

      Wat bij verandering van werkgever?

      Vanaf 1 maart 2019 is enkel de situatie bij de huidige werkgever van belang om te bepalen of een medewerker in aanmerking komt voor de mobiliteitsvergoeding. Had een nieuwe medewerker in zijn vorige job recht op een mobiliteitsvergoeding, kan hij deze dus niet verderzetten bij jou. Wanneer jij voorziet in dergelijk systeem, kan hij wel meteen instappen. Op voorwaarde dat hij voldoet aan de voorwaarden die bij jou gelden.

        3. Hoeveel krijgt een werknemer in ruil?

        Hoeveel de mobiliteitsvergoeding bedraagt, hangt af van de cataloguswaarde van de ingeleverde auto – of die waarvoor de werknemer in aanmerking kwam – en de eventuele eigen werknemersbijdrage voor het gebruik ervan. Ook een tankkaart dikt de geldsom verder aan. Concreet staat de vergoeding gelijk aan 20% van 6/7e van de cataloguswaarde. Dat bedrag ligt 20% hoger als de werknemer ook een tankkaart had. De eigen bijdrage van de werknemer wordt dan weer in mindering gebracht.

        Wanneer de werknemer door een functieverandering of promotie in een andere functiecategorie terechtkomt, kan het zijn dat de bedrijfswagen die daartegenover staat goedkoper of duurder uitvalt. In functie daarvan zal de mobiliteitsvergoeding verminderen of verhogen.

        Een rekenvoorbeeld maakt het duidelijk. Een dieselwagen met cataloguswaarde van 31.000 EUR en een CO2-uitstoot van 108 gr/km die ter beschikking gesteld wordt met tankkaart, levert een bruto mobiliteitsvergoeding op van 531 EUR per maand. Het kost je als werkgever +/- 572 EUR per maand, je werknemer houdt er maandelijks netto 474 EUR aan over.

        Maak zelf de rekensom

        Ben je benieuwd naar wat het cash-for-car-principe concreet zou betekenen voor je organisatie? Bereken het met onze tool ‘Cash, or car?’. Met die handige tool kom je in enkele muisklikken te weten hoeveel cash een medewerker effectief zou ontvangen in ruil voor zijn auto. En hoeveel het jou als werkgever zou kosten. Zo kun je beslissen of je het systeem van de mobiliteitsvergoeding vandaag al wilt invoeren in je bedrijf, of toch voor het mobiliteitsbudget kiest. Ook werknemers kunnen ermee berekenen wat voor hen de meest interessante keuze is.

        4. Grotendeels zelfde behandeling voor de wagen en vergoeding

        De mobiliteitsvergoeding krijgt een (para)fiscale behandeling geïnspireerd op die van de salariswagen:

        • De mobiliteitsvergoeding is geen loon. Werkgever noch werknemer betalen de gewone RSZ-bijdragen. De werkgever betaalt wel een solidariteitsbijdrage aan de RSZ, gelijk aan de CO2-solidariteitsbijdrage van de ingeruilde salariswagen (of die waarvoor de medewerker recht op had);
        • Werknemers worden belast op een bedrag dat het resultaat is van de formule (cataloguswaarde x 6/7) x 4%. Het maakt dus niet uit of de werknemer een oude, vervuilende wagen dan wel een recenter, milieuvriendelijker model inlevert.
          De eventuele eigen bijdrage van de werknemer mag ook in mindering gebracht worden van het belastbaar voordeel verbonden aan de mobiliteitsvergoeding.

        Werknemers die opteren voor de mobiliteitsvergoeding, moeten na inlevering van de salariswagen de kosten voor hun woon-werkverplaatsingen zelf financieren. Ongeacht het gekozen vervoersmiddel. Als werkgever heb je geen enkele verplichting meer om hierin tussen te komen. Doe je dat toch, dan wordt dat beschouwd als loon en is de tussenkomst onderworpen aan RSZ-bijdragen en belastingen.

        Enkel wie (het recht op) de bedrijfswagen al minstens 3 maanden cumuleerde met een vrijgestelde werkgeverstussenkomst voor openbaar vervoer, een bedrijfsfiets of fietsvergoeding, kan deze vrijgestelde ‘verplaatsingsvergoedingen’ samen met de mobiliteitsvergoeding blijven genieten.

        Antimisbruikbepaling: geen vervanging bestaand voordeel

        Een werknemer kan niet instappen in het systeem als de bedrijfswagen die hij wil inleveren het resultaat is van een omzetting van loon/bestaande voordelen (salary sacrifice).

        Je mag ook geen mobiliteitsvergoeding toekennen in ruil voor een gehele of gedeeltelijke omzetting van bestaande voordelen. Brutoloon inleveren voor een mobiliteitsvergoeding mag dus niet. Die bepaling geldt dan weer niet voor voordelen die je aan je werknemers biedt omdat ze de bedrijfswagen waar ze recht op hadden niet aanvaardden.

        Stel: Peter werkt als office manager in je bedrijf en heeft recht op een bedrijfswagen. Hij koos er destijds voor om het aanbod af te slaan, maar vroeg een brutopremie in de plaats. Dat voordeel mag hij wel inruilen tegen de nieuwe mobiliteitsvergoeding.

        Het mobiliteitsbudget: een beter alternatief

        De mobiliteitsvergoeding doet alvast nadenken over ons woon-werkverkeer, maar het is nog koffiedik kijken of de regeling koning auto van de troon zal stoten. Het Planbureau becijferde ook dat wie veel kilometers aflegt met zijn salariswagen verliest door voor het geld te kiezen. Onder meer door de manier waarop het gebruik van de tankkaart erin wordt verrekend. Een rapport van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit schat dan weer dat slechts 3 tot 9% van de gezinnen voor dit systeem zal kiezen.

        Als alles goed gaat, kun je vanaf 1 maart ook opteren voor het mobiliteitsbudget. Het wetgevend kader daarrond zit in een eindfase. In tegenstelling tot de mobiliteitsvergoeding blijft de bedrijfswagen dan een van de keuzemogelijkheden, Er zijn nu eenmaal werknemers die om hun job goed te kunnen uitoefenen een auto nodig hebben. Via het mobiliteitsbudget kun je hen die optie blijven aanbieden, op voorwaarde dat die wagen dan aan strikte uitstootnormen beantwoordt.

          Pistes voor een slim en motiverend beleid

          Het staat buiten kijf dat het verkeersinfarct een grote impact heeft op het welzijn en de productiviteit van je medewerkers. Als organisatie doe je er dus goed aan om je medewerkers te stimuleren niet op automatische piloot in de wagen te stappen, maar om hun woon-werkverkeer slimmer te organiseren. De sleutel tot zo'n duurzaam mobiliteitsbeleid? Dit gratis e-book

            Download hier het gratis e-book
            VeerleMichiels

            Veerle Michiels

            Juridisch Adviseur

            Veerle Michiels ging in 1997 bij SD Worx aan de slag als adviseur voor contacten tussen werkgevers en de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. Sinds 2004 werkt ze bij het Juridisch Kenniscentrum. Hier verdiepte ze zich in eerste instantie in thema’s rond sociale zekerheid in de ruime zin.