De lijst is lang, maar je bent niet verplicht om alles aan te bieden. Je moet wel minstens een aanbod formuleren. Dat mag je beperken tot een aanbod dat administratief beheersbaar is en uiteraard ook aansluit bij de mobiliteitsbehoeften van je personeel.
Opgelet: alle bestedingen binnen deze pijler zijn beperkt tot de Europese Economische Ruimte (EER).
3. Welke werkgevers kunnen een mobiliteitsbudget aanbieden?
Het mobiliteitsbudget is een alternatief voor de bedrijfswagen. Je kunt het pas invoeren als je al minimaal 36 maanden minstens één wagen ter beschikking stelt van minstens één werknemer. Dat wordt slechts één keer gecontroleerd. Na die 36 maanden hoef je geen wagens meer ter beschikking te stellen en kun je aan alle werknemers die in aanmerking komen het mobiliteitsbudget aanbieden.
Ben je minder dan 36 maanden actief als werkgever? Dan kun je toch een mobiliteitsbudget invoeren, maar enkel als je voordien al minstens één bedrijfswagen ter beschikking stelde.
4. Welke werknemers komen in aanmerking voor het mobiliteitsbudget?
Je kunt het budget toekennen aan medewerkers die een bedrijfswagen ter beschikking hebben óf er vanwege hun functie recht op hebben, maar dit recht (nog) niet uitoefenen. Iemand die promotie maakt en daardoor in aanmerking komt, kan wel meteen het mobiliteitsbudget krijgen.
Let op: soms financieren werknemers volledig of deels hun bedrijfswagen door loon of bestaande (loon)voordelen te vervangen of om te zetten. Die bedrijfswagens komen niet in aanmerking voor vervanging door het mobiliteitsbudget.
5. Hoeveel bedraagt het mobiliteitsbudget?
Het budget moet minimaal 3000 euro bedragen, tot maximaal een vijfde van het brutojaarloon van de werknemer. Dat is geplafonneerd op 16.000 euro per kalenderjaar.
Vanaf 1 januari 2024 worden de bedragen jaarlijks geïndexeerd. In 2024 zijn de grenzen 3055 euro en 16.293 euro. Merk op dat deze jaarlijkse indexering van de onder- en bovengrens los staat van de mogelijkheid voor de werkgever om het mobiliteitsbudget jaarlijks volgens bedrijfseigen modaliteiten te indexeren.
De werkgever moet op verschillende tijdstippen nagaan of het mobiliteitsbudget deze marges respecteert:
- op het moment van de toekenning van het mobiliteitsbudget; en
- bij een eventuele wijziging van het mobiliteitsbudget naar aanleiding van een promotie of demotie.
Vanaf 1 januari 2024 moet je ook elk jaar op 1 januari toetsen of het mobiliteitsbudget binnen de geïndexeerde grenzen valt.
Om de grootte van het mobiliteitsbudget te berekenen, heb je vanaf 1 januari 2024 twee opties: je kiest tussen een formule op basis van werkelijke kosten en één op forfaitaire basis. Je mag vrij kiezen tussen beide formules, maar je moet vervolgens dezelfde methode hanteren voor alle werknemers, voor een periode van 3 jaar.
Het bedrag van het mobiliteitsbudget leg je in principe één keer vast, bij de start. Daarna kun je het enkel nog aanpassen naar aanleiding van een functiewijziging of bevordering, waarbij de werknemer in aanmerking komt voor een grotere (of kleinere) wagen.