Belangrijk om te weten: vanaf 1 januari 2018 kunnen ook gepensioneerden tewerkgesteld worden als flexi-jobber, net zoals leerkrachten die tijdens de zomermaanden een uitgestelde verloning of RVA-uitkering krijgen. Wie als flexi-jobber aan de slag wil, zal vanaf begin volgend jaar trouwens ook bij onder meer kappers, schoonheidsinstituten, kleinhandelaars en warenhuizen aan de slag kunnen. De horecasector is dus niet langer de enige sector die het statuut mag gebruiken. Kortom, het wordt meer dan ooit zaak om je te omringen met een vaste poule aan flexi-jobbers waarop je kunt terugvallen.
Arbeidsstatuten voor extra handen: een overzicht
Flexi-jobber, jobstudent, gelegenheidswerknemer ... Als je voor je horecazaak extra handen nodig hebt, kan dat via verschillende werknemersstatuten. We spitten er drie interessante uit. Zodat je door de bomen het bos opnieuw ziet.
1. Een flexi-jobber
In tegenstelling tot de andere statuten die we hier bespreken, mogen flexi-jobbers onbeperkt bijverdienen in je zaak tegen een laag minimumuurloon. Maar de wetgever stelt wel enkele strikte voorwaarden:
- De flexi-jobber moet minstens drie kwartalen geleden 4/5 aan de slag geweest zijn bij een of meerdere andere werkgevers.
- Tijdens het huidige kwartaal mag hij niet 4/5 of meer werken bij de horecazaak waar hij als flexi-jobber wil starten.
Financieel is dit een bijzonder interessant statuut. De tijdelijke werkkracht wordt niet belast op zijn loon en als werkgever betaal je enkel een werkgeversbijdrage van 25%.
Kom je met iemand overeen om via dit statuut te werken, dan moeten jullie die intentie eerst vastleggen in een schriftelijke raamovereenkomst. Voor elke tewerkstelling moet er ook een arbeidsovereenkomst worden afgesloten. Dat kan mondeling of schriftelijk:
- Bij een mondelinge arbeidsovereenkomst doe je elke dag een Dimona-aangifte met het begin- en einduur van de prestaties.
- In het geval van een schriftelijke arbeidsovereenkomst gebeurt de Dimona-aangifte per kwartaal.
Bij een flexi-jobber dien je ook dagelijks de exacte begin- en einduren van zijn prestaties in te voeren in de witte kassa. Heb je die niet, dan gebruik je het alternatieve systeem op de website van de RSZ.
2. Een jobstudent
Je ploeg versterken met jobstudenten kan via een schriftelijke arbeidsovereenkomst van bepaalde duur voor studenten. Na de ondertekening ervan doe je een Dimona-aangifte voor het aantal uren dat hij aan de slag zal zijn.
Belangrijk om te weten is dat de student minstens 15 jaar moet zijn en niet meer voltijds leerplichtig. Bovendien mag hij niet meer dan 12 maanden bij dezelfde werkgever werken. Je kunt hem opeenvolgende jaren tewerkstellen, maar dan moet er tussen de contracten een werkelijke onderbreking zijn. Ook dit statuut is financieel interessant, voor beide partijen. Je kunt de student op jaarbasis 475 uur voordelig tewerkstellen: je betaalt een solidariteitsbijdrage van 5,42% als werkgever, je jobstudent 2,71%.
Het is dus belangrijk om te weten hoeveel uur de student al heeft gewerkt, als je hem aanneemt. Vraag hem om een attest aan te maken via de onlinedienst Student@work. Daarop vind je het aantal gewerkte uren en een toegangscode om online de laatste stand van zaken te checken.
3. Een gelegenheidswerknemer of extra
Deze werknemers kunnen maximaal 2 opeenvolgende dagen in je zaak werken, via een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur of voor een duidelijk omschreven werk. Deze overeenkomst hoeft niet per se op papier te staan, tenzij het om een student gaat.
Je kunt in totaal 200 dagen per kalenderjaar gelegenheidswerknemers tewerkstellen. En per dag mag je zoveel extra’s in dienst hebben als je wilt. De eerste 50 dagen in een kalenderjaar waarop een gelegenheidswerknemer via dat statuut werkt, betalen jullie beide sociale bijdragen op een forfaitair loon dat lager is dan de normale berekeningsbasis van de sociale bijdragen:
- Is je gelegenheidswerknemer minder dan 6 uur aan de slag, dan worden de sociale bijdragen berekend op een forfaitair uurloon van 8,06 euro.
- Werkt je gelegenheidswerknemer 6 uur of langer, dan wordt de sociale bijdrage berekend op een forfaitair dagloon van 48,36 euro.
De keuze tussen sociale bijdragen volgens het forfaitaire uur- of dagloon maak je op het moment dat je de Dimona-aangifte doet. Dit moet dagelijks en vooraleer je tijdelijke kracht begint te werken. Werk je met het forfaitaire uurloon, dan geef je zowel het begin- als einduur van de prestaties in. Kies je voor het dagloon, dan volstaat het beginuur van de prestaties. Ook belangrijk: bij het dagforfait moet je de begin- en einduren bijhouden in een register voor de werktijdregeling.
Is het contingent van 50 dagen op, dan kan je extra kracht via het statuut van traditionele gelegenheidswerknemer aan de slag blijven. De voorwaarden zijn dezelfde, maar de sociale bijdragen worden vanaf dan wel op het werkelijke loon berekend.
Ook voor gelegenheidswerknemers kun je checken hoeveel dagen ze al via dat statuut hebben gewerkt, dus hoelang je hen nog kunt tewerkstellen binnen dat statuut. Gebruik hiervoor Horeca@work.
Tot slot nog dit: sinds 1 januari 2017 kun je een student ook tijdens de eerste 475 uur inschrijven als extra. Of zelfs als flexi-jobber, als hij aan de strikte voorwaarden voldoet die verbonden zijn aan dit nieuwe statuut. Voor die datum was je verplicht om hem eerst als jobstudent tewerk te stellen. Al blijft dat statuut door de voordelige sociale bijdragen in principe wel financieel het interessantst.
Sylvie Schauwbroeck
Payrollconsulent en horeca-expert
Sylvie is al 15 jaar aan de slag binnen de kmo-divisie van SD Worx. Ze is payrollconsulent en horeca-expert.