Uitzendkrachten krijgen stemrecht bij sociale verkiezingen 2020
Invoering nieuwe wet stelt opdrachtgevers voor praktische uitdagingen
14 maart 2019
De stemming in de Kamercommissie Sociale Zaken keurde gisteren het wetsvoorstel goed voor de nieuwe wet sociale verkiezingen van 2020. Daarmee komt er voor werkgevers rechtszekerheid over de procedure die in december 2019 start en heel wat voorbereidingen vergt. Er zijn twee grote nieuwigheden: uitzendkrachten krijgen stemrecht bij hun opdrachtgever(s) in plaats van bij het interimkantoor en e-voting mogelijkheden worden gevoelig uitgebreid. Het wetsvoorstel moet binnenkort wel nog in de plenaire vergadering van het parlement definitief worden goedgekeurd.
In mei 2020 zullen om en bij de 7000 organisaties opnieuw – of voor het eerst – sociale verkiezingen organiseren. Elke organisatie met gemiddeld 50 werknemers of meer, moet over een comité voor preventie en bescherming (CPBW) op het werk beschikken. Met gemiddeld 100 of meer werknemers komt daar ook een ondernemingsraad (OR) bij. Of een bedrijf sociale verkiezingen moet houden wordt bepaald door het gewoonlijke gemiddeld aantal werknemers in de referteperiode van één jaar.
Vervroegde referteperiode van 1 oktober 2018 tot en met 30 september 2019
De rechtszekerheid via de nieuwe wet was broodnodig, want de belangrijkste wijziging, op voorzet van de sociale partners in de Nationale Arbeidsraad, was het verschuiven van de referteperiode voor het berekenen van de tewerkstellingsdrempel met een kwartaal. Door die verschuiving liep de referteperiode theoretisch al sinds 1 oktober 2018, maar tot op heden was er geen wet die dit officieel regelde.
Administratieve vereenvoudiging: geen register meer als de drempel is bereikt
Samen met de verschuiving van de referteperiode voor gewone werknemers maakt de nieuwe wet ook het verschuiven van het referentiekwartaal voor de uitzendkrachten een feit. Uitzendkrachten in het tweede kwartaal 2019 tellen mee voor het berekenen van de gewoonlijk gemiddelde tewerkstelling. Daarvoor moeten ondernemingen een register bijhouden, wat eigenlijk weinig zin heeft indien al vast staat dat de onderneming de drempel haalt. Daarom wordt die verplichting voor die bedrijven afgeschaft.
Dé verrassing, stemrecht voor uitzendkrachten: uitdagingen bij de praktische invoering
Jan Vanthournout, expert Sociaal Overleg van SD Worx vat de uitdagingen samen: “De organisatorische impact van de nieuwe wet op ondernemingen met veel uitzendkrachten is enorm. Uitzendkrachten krijgen stemrecht bij één of meerdere opdrachtgevers ongeacht of ze er nog werken of niet. Zo zal bij de eerst mogelijke verkiezingsdatum van 11 mei, iedere uitzendkracht stemrecht hebben zodra deze tussen 1 augustus 2019 en 11 mei 2020 minstens 3 maanden of 65 dagen werkt, aangevuld met minstens 26 dagen tijdens de kiesprocedure. Het schrappen van de uitzendkrachten die niet aan die kiesvoorwaarden voldoen, kan alleen mits het akkoord van de OR en het CPBW. Als dat akkoord is er niet is, kunnen dus uitzendkrachten die al lang de onderneming verlaten hebben, toch stemgerechtigd zijn. In een aantal gevallen zullen extra stembureaus nodig zijn, of kan men e-voting of stemmen per brief overwegen.”
E-voting uitgebreid
De wettekst werd immers nog op een ander belangrijk punt geamendeerd: het elektronisch stemmen vanop de werkplek of een via een kiosk in de onderneming wordt eindelijk wettelijk toegestaan. Mits akkoord van de ondernemingsraad, het comité of- als de voorgaande er nog niet zijn- de vakbondsafvaardiging mag er elektronisch vanop de werkplek of vanop een computer verbonden met het bedrijfsnetwerk gestemd worden.
Het is wel belangrijk dat werkgevers met werknemers en hun vertegenwoordigers afspraken maken om het geheim van de stemming te garanderen en beïnvloeding tijdens het stemmen te vermijden.
Jan Vanthournout, expert Sociaal Overleg van SD Worx : “Deze modernisering kan enkel toegejuicht worden en biedt veel perspectieven voor een vlottere stembusgang. Al brengt het wel wat extra voorbereidingen met zich mee.”