Het loon van de bedrijfsleider verhogen om te voldoen aan de voorwaarden voor het verlaagde vennootschapsbelastingtarief is niet altijd de meest voordelige keuze. De beslissing hangt af van de specifieke financiële situatie van zowel de vennootschap als de bedrijfsleider. Bekijk samen met je accountant wat voor jou de beste strategie is.

Wat verandert het federale regeerakkoord voor de bedrijfsleider?
Het federale regeerakkoord van de regering-De Wever kondigt veel nieuwe regels aan. Welke impact zullen deze maatregelen hebben op zelfstandigen en hun vennootschap? Hoewel veel bepalingen nog concreet moeten worden uitgewerkt, lijsten we hieronder al de belangrijkste beleidsplannen op.
1. Loon en voordelen
Hoger nettoloon voor iedereen die werkt
De regering wil werken aantrekkelijker maken door de nettolonen te verhogen. Dat doet ze door de belastingvrije som te verhogen. Voor het inkomstenjaar 2025 bedraagt die 10.910 EUR. Hoeveel de belastingvrije som precies stijgt, is nog niet duidelijk. Wel zou de stijging pas vanaf 2027 en stapsgewijs worden doorgevoerd.
Tegelijk halveert het huwelijksquotiënt tegen 2029 voor niet-gepensioneerden. Het huwelijksquotiënt voorziet een compensatie voor de partner die geen of lage beroepsinkomsten heeft. Die partner krijgt dan fictief een deel van het beroepsinkomen van de andere partner toegewezen voor de belastingberekening.
Aanvullende voordelen
Je bezoldiging als bedrijfsleider zal voor maximaal 20% van je jaarlijkse brutoloon uit voordelen alle aard (VAA) mogen bestaan. Deze maatregel kan een belangrijke impact hebben. Want veel bedrijfsleiders ontvangen vandaag al gemiddeld 17% van hun bezoldiging via VAA, zoals een firmawagen, telefoon, VAPZ of internet.
De regering moet deze maatregel nog concreet uitwerken, waardoor er nog open vragen zijn. Zo is onduidelijk of de sociale bijdragen die door de vennootschap worden betaald, meegeteld moeten worden binnen deze 20%-grens. Wat deze veelgebruikte praktijk betreft: dit is geen fiscaal voordeel, maar een praktische oplossing om te voorkomen dat de bedrijfsleider elk kwartaal geconfronteerd wordt met een onverwachte factuur voor sociale bijdragen. Als deze bijdragen meetellen binnen de 20%-grens, zullen vele bedrijfsleiders hun sociale bijdragen niet langer via de vennootschap kunnen betalen. Wat dan weer hun privébudgettering bemoeilijkt.
Aanvullende bonussen boven op het brutoloon zijn wel nog mogelijk. Ook komt er een uniform kader voor kosten eigen aan de werkgever.
Hogere maaltijdcheques
De regering plant een stapsgewijze verhoging van de maximale waarde van de maaltijdcheque van 8 naar 12 euro, waarna de overeenkomstige aftrekbaarheid voor de vennootschap moet volgen. Daarnaast komen er meer bestedingsmogelijkheden van de maaltijdcheque, al zijn de details hiervan nog niet vastgelegd. Andere cheques, zoals eco-, sport- en cultuurcheques, zouden op termijn verdwijnen.
Warrants of aandelenopties
Er komt een algemene solidariteitsbijdrage van 10% voor natuurlijke personen op de toekomstige gerealiseerde meerwaarde van financiële activa. Het moment van de invoering van de bijdrage zal gelden als referentiepunt. Historische meerwaarden zijn dus vrijgesteld. Er is een vrijstelling voor winsten tot 10.000 euro, een bedrag dat jaarlijks geïndexeerd zal worden. In het geval van minderwaarden van deze categorie van inkomsten zul je deze kunnen aftrekken en dit binnen het jaar, zonder overdraagbaarheid. Het is nog onduidelijk of de meerwaarde gerealiseerd bij aandelenopties of warrants ook onder deze solidariteitsbijdrage valt.
2. Sociaal
Vennootschapsbijdrage
De vennootschapsbijdrage is een jaarlijks bedrag dat de meeste vennootschappen betalen om de sociale zekerheid van de zelfstandigen te financieren. Die bijdrage wordt aangepast in functie van het balanstotaal, zodat kleine ondernemingen minder moeten betalen en grote ondernemingen iets meer.
Aanvullende pensioenen
Er komt een harmonisering en vereenvoudiging van de verschillende stelsels in de tweede pijler voor zelfstandigen (VAPZ, IPT, POZ). De maximale VAPZ-bijdrage stijgt van 8,17% naar 8,5% vanaf 2026. Het maximale bijdragetarief voor de sociale VAPZ wordt overeenkomstig aangepast.
Verder komt er een hogere persoonlijke solidariteitsbijdrage (vandaag max. 2%) op het deel van een aanvullend pensioenkapitaal boven 150.000 euro. Hoeveel precies, weten we nog niet. De regering kondigt ook aan dat ze de 80%-regel wil hervormen. Die bepaalt de aftrekbaarheid voor premies in aanvullende pensioenen voor de vennootschap. Al ontbreken ook hier de concrete details van dat voornemen.
3. Fiscaal
Vennootschapsbelasting
Het minimumloon voor bedrijfsleiders om het verlaagde tarief in de vennootschapsbelasting te genieten wordt opgetrokken van 45.000 naar 50.000 euro. Dat bedrag zal voortaan ook geïndexeerd worden.
Hybride/elektrische wagens
Aangezien een volledig elektrische bedrijfswagen niet voor iedereen een optie is, voorziet de regering een ruimere overgangsperiode voor hybride wagens. Zo blijft het hoogste aftrekpercentage voor hybrides tot eind 2027 op (maximaal) 75% behouden. Dat zal vervolgens dalen naar 65% in 2028 en 57,5% in 2029, gelijktijdig met de daling voor elektrische wagens. Tot eind 2027 blijven de brandstofkosten van hybrides voor 50% aftrekbaar. De aftrekbaarheid van de elektrische verbruikskosten van hybrides wordt gelijkgeschakeld met die van elektrische modellen.
Auteursrechten
Het fiscale regime voor auteursrechten wordt opnieuw aangepast en uitgebreid naar digitale beroepen. Die waren door een wetswijziging onder de regering-De Croo immers uitgesloten.
Het VVPRbis-stelsel en liquidatiereserve
De wachttermijn bij de liquidatiereserve verlaagt van 5 naar 3 jaar. Voor nieuw aangelegde liquidatiereserves stijgt het tarief van 5% roerende voorheffing naar 6,5% vanaf 1 januari 2026. Op die manier stijgt het effectieve tarief van 13,64% naar 15%, hetzelfde tarief als bij de VVPRbis. Vervroegde uitkeringen – binnen de 3 jaar – worden belast tegen het normale tarief van 30% roerende voorheffing.
DBI
De DBI-aftrek wordt hervormd naar een vrijstelling, in plaats van een aftrek. Terwijl de participatievoorwaarde dezelfde blijft – 10% – wordt het bedrag wordt opgetrokken naar 4 miljoen euro. De participatievoorwaarde in het DBI- en meerwaardestelsel wordt verscherpt door de participatievoorwaarde van 4 miljoen euro te koppelen aan de voorwaarde dat de participatie de aard van financieel vast actief moet hebben. Deze verstrenging is niet van toepassing op kleine en middelgrote ondernemingen (definitie art. 2, §1, 4°/1 WIB), maar dus enkel voor en tussen grote ondernemingen.
Investeringen aanmoedigen
Ten slotte moedigt de regering verdere investeringen aan. Kmo’s zullen bijvoorbeeld opnieuw degressief kunnen afschrijven. Daarnaast wordt de investeringsaftrek onbeperkt overdraagbaar.
Wil je meer weten over de impact van het regeerakkoord op werkgevers?

Kristiaan Andries
Juridisch Adviseur Senior BE