Middelgrote en grote bedrijven (meer dan 50 werknemers) moeten vanaf 1 januari 2026 een solidariteitsbijdrage van 30% betalen op de ziekte- en invaliditeitsuitkering van werknemers die langer dan 30 kalenderdagen afwezig zijn wegens arbeidsongeschiktheid, tijdens de tweede en derde maand arbeidsongeschiktheid. Die vervangt de ‘responsabiliseringsbijdrage bovenmaatse instroom in invaliditeit’. De RSZ int de bedragen twee kwartalen nadien. Voor een ziekte die aanvangt in januari 2026, betaal je de bijdrage dus samen met de RSZ-bijdragen van het derde kwartaal van 2026. De bijdrage kan oplopen tot zo’n 1700 euro voor twee maanden.
Werknemers tellen
Telt je bedrijf gemiddeld minder dan 50 werknemers tijdens het jaar waarin de arbeidsongeschiktheid begint, dan betaal je géén solidariteitsbijdrage. Het gemiddelde wordt berekend over een referteperiode van 4 kwartalen:
- het vierde kwartaal van het voorlaatste jaar (jaar -2);
- en het eerste, tweede en derde kwartaal van het vorige jaar (jaar -1).
De RSZ telt het totale aantal werknemers aangegeven op de DMFA op het einde van elk kwartaal en neemt daarvan het gemiddelde. Zijn er geen DMFA-aangiftes in de referteperiode, dan telt ze het aantal werknemers op de laatste dag van het kwartaal met de eerste tewerkstelling na de referteperiode.
Uitzonderingen: kortlopende contracten en pas aangeworven werknemers
Je bent geen bijdrage verschuldigd voor:
- kortlopende contracten: uitzendkrachten, flexi-jobs, gelegenheidsarbeiders in tuin- en landbouw, in het hotelbedrijf en in begrafenisondernemingen, onthaalouders en leerlingen;
- werknemers die arbeidsongeschikt werden tijdens de eerste maand van tewerkstelling.
Ook tijdens (erkende) progressieve werkhervatting of toegelaten werkhervatting buiten het normale arbeidscircuit (beschutte, sociale werkplaats, maatwerkbedrijf) ben je geen bijdrage verschuldigd.
Wat bij meerdere werkgevers?
Werkt je werknemer gelijktijdig bij meerdere werkgevers? Dan wordt de bijdrage pro rata verdeeld volgens het loon.