Elke twee jaar onderhandelen de sociale partners in de Groep van Tien over een interprofessioneel akkoord (IPA) waarin de loonnorm wordt vastgelegd. Deze norm bepaalt hoeveel de gemiddelde loonkosten gedurende twee jaar maximaal mogen stijgen en zorgt ervoor dat de concurrentiekracht en de werkgelegenheid in België op peil blijven. Dat is belangrijk in een klein land dat erg afhankelijk is van import en export.
Normaal leggen de sociale partners de norm vast. Wanneer ze daar niet in slagen, ligt de bal in het kamp van de regering. Eind april werd duidelijk dat de werkgeversorganisaties en vakbonden lijnrecht tegenover elkaar stonden. Die eerste hielden vast aan een maximale loonsverhoging van 0,4%, de laatste wilden meer. De vakbonden trokken voortijdig de stekker uit het loonoverleg, waardoor de regering aan zet was.